Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [2]Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt jegens een ellendige; de HEERE zal hem bevrijden ten dage des [3]kwaads. 2. Het Hebr. woord wordt dal betekent een dunne, magere, uitgeteerde van vermogen, zo van het lichaam, dat is, een kranke, als der goederen en middelen, dat is, een arme. [Zie Job 5:15]. Hier schijnt het gebruikt te worden van een kranke; want David krank geweest zijnde, of [zo sommigen] nog enigzins zijnde, en ondervonden hebbende hoe wel het hem deed, dat hem vrome lieden met oprecht en godzalig medelijden trouwhartiglijk bezocht en getroost hadden, en hoe wee het hem integendeel deed, dat de huichelaars, hem met een vals hart bezoekende, achter zijn rug zeer schandelijk van hem geoordeeld en gesproken hadden en nog dede, heeft de vromen met dezen psalm heiliglijk willen bedanken en zijn valse vrienden en bedekte vijanden beschamen. 3. Dat is, in tijd van ongeval, tegenspoed.